nav.to/smidbel | ZWEEFVLIEGEN -"VOGEL-GEN" |
Een doctoraalstudie
naar de brandende vraag:
WAAROM
VINDT EEN CLUB
ZO MOEILIJK NIEUWE LEDEN.
En:
WAT IS ER AAN TE DOEN.
En:
EEN VOORSTEL
Een brandende vraag: "Waarom vinden zweefvliegclubs zo moeilijk nieuwe leden?".
Míjn club is nog maar net in
staat om het aantal leden min of meer te stabiliseren, ondanks de
pogingen om nog wat te groeien. Het "natuurlijke"
verlies vanwege verhuizingen, gezinsomstandigheden, en b.v.
drukke werkzaamheden is nog enigszins op te vangen, maar de rek
is er uit. Opvallend is dat er maar zelden iemand bij komt via
direkte connecties met een lid, maar ook passagiersvluchten en
dagcursussen leveren minder leden op, dan gehoopt werd.
In eerste instantie dachten we dat de oorzaken uitsluitend
gezocht moesten worden in maatschappijontwikkelingen en in de
daarmee samenhangende lossere bindingen.
In tweede instantie vonden we dit een te gemakkelijke conclusie.
Het zou een alibi kunnen zijn om niets te doen, want oplossingen
zouden de clubmogelijkheden dan verre te boven gaan.
Nadere bestudering wees uit dat de structuur van de club goed is, maar dat de PR-activiteiten aan de onderzoekresultaten aangepast zouden moeten worden. Zie de conclusies.
Na intern onderzoek en diepgaande wetenschappelijke studies kregen we het sterke vermoeden dat zweefvliegers allemaal iets bijzonders hebben, dat genetisch is bepaald. Dit vermoeden zou bevestigd kunnen worden door een wereldomvattend DNA-onderzoek, waarbij de genen van allle zweefvliegers vergeleken zouden moeten worden met die van een minstens evengrote groep van niet-zweefvliegers.
Na overleg met het bekende wetenschappelijke onderzoeksbureau van Sibe Waterman en vanwege de tijdsdruk en de zeer hoge kosten, is echter besloten om een andere weg te bewandelen. Niet via de consistentie van het gen zelf, maar via onderzoek van de, meest in het oog lopende, maatschappelijke eigenschappen daarvan.
Wat we moeten proberen is om de
bezitters van die "genen" uit hun isolement te halen en
exact te lokaliseren. Dan hebben we een uitgebreid arsenaal van
toekomstige leden, die we kunnen bewerken en waaruit we naar
behoefte kunnen putten.
Het is dan in 1 keer gedaan met PR-problemen en gebrek aan leden.
Een aantal genenbezitters is al opgespoord (de huidige
zweefvliegers), maar die hebben overduidelijk geen flauw idee
waar hun passie (= instinct) voor de sport vandaan komt.
We vermoedden, dat het veronderstelde gen - dat we, bij gebrek aan kennis van de architectuur en de exacte lokatie voorlopig vanwege zijn eigenschappen, het vogel-"gen" hebben genoemd - een zeer geringe verspreidingsdichtheid heeft van gemiddeld 1 per dorp van gemiddelde grootte.
Bijna uitsluitend bezitters van
dat vogel-gen zullen zich geroepen voelen te gaan zweefvliegen.
Daarvoor put ik uit mijn eigen ervaringen. Ik beschik over het
vogelgen, maar ben pas op latere leeftijd begonnen met
zweefvliegen. Achteraf is dat vreemd. Ik heb wel altijd gedroomd
dat ik me, met uitgespreide armen, en mijn ademhaling regulerend,
kon verheffen tot ver boven de bewoonde wereld; me met
ongelooflijke snelheden verplaatsend. In feite was dat zelfs meer
dan alleen maar een droom. Ik vloog in de schemertoestand van de
halfslaap, tussen waken en dromen, me overal van bewust, maar
opzettelijk de realiteit van alledag manipulerend.
Ik vermoed nu dat het vogel-gen me dan in zijn greep had.
Ik herinner me dat ik in het begin van mijn post-puber-periode,
eigenlijk mijn pre-adolescentie-periode ( die volgens sommigen
nog steeds voortduurt ), enige keren een sterke aandrang heb
gehad om, tegen alle destijds bekende logica in, te gaan
zweefvliegen. Wat me toen vooral tegen heeft gehouden was, dat ik
een sterke aversie had tegen elitaire clubs, want zo zag ik de
club waar ik zeer in de verte in de lucht wel eens iets van
gezien had. En verder natuurlijk het normale rijtje van
vooroordelen: te moeilijk, te duur, te gevaarlijk ............
Er is meer: als ik heel vroeger
van school of later van mijn werk naar huis fietste, floot ik
altijd het hoogste lied. De buren zeiden dan: "daar komt
Jannes-Fluitje weer aan". (Achteraf begreep ik dat sommigen
bij het woord "fluitje" heel andere associaties hadden).
Nu weet ik dat voor het fluiten vooral het vogelgen
verantwoordelijk was.
Dat het, ondanks mijn vogelgeneigenschappen, zo lang heeft
geduurd voor ik ben gaan zweefvliegen, heeft duidelijke oorzaken.
Achteraf is me dat duidelijk geworden. Ik hoorde of las er nooit
over en zat vol vooroordelen, gevormd door en in mijn omgeving.
Sinds ik, bij toeval, uit bravoure, maar ook omdat ik altijd in
ben voor bijzondere zaken, een keer ben gaan zweefvliegen is mijn
vogelgen geactiveerd en was ik verloren.
Ik weet nu dat zweefvliegen niet moeilijk, niet duur en niet
gevaarlijk is en dat het me heel veel doet.
Sindsdien kan ik eindelijk al mijn instincten, ook mijn vogelgen-instinct,
ten volle bevredigen.
Het heeft wel nog enige tijd geduurd voor ik de diepere, onontkoombare oorzaken van mijn passie voor het vliegen door had. Het begon me pas te dagen toen mijn schoonzusje een zweefvlieg-impressie van mij het "Hooglied" noemde. (Zie eventueel HET HOOGLIED). Deze expressie was een compilatie van poëzie, techniek, emotie en erotiek. Toen besefte ik, dat mijn passie voor het zweefvliegen meer was dan een avontuurlijke, of intellectuele, of esthetische, bevlieging. Er moest ook wel iets van instinct inzitten. En dan is de stap naar gedachten over genen en DNA maar een kleine. Vandaar.
Onze theorie is, dat er in het
grijze verleden van de mensheid iets fout is gegaan.
Onze verre voorouders leefden in bomen. Het klimaat in de
belangrijkste woongebieden van deze voorouders veranderde
destijds drastisch. Men kon niet allemaal meer terecht in de
overgebleven bomen. Over een tijsdsspanne van meer dan 100.000
jaren heeft een deel zich aangepast aan het grondleven ( de
grondaap en de latere mens ). Een deel is in de bomen gebleven (de
boomapen) en een deel heeft zich aangepast aan het luchtruim (de
vogels of beter de vleerapen ).
Deze laatste groep heeft de grootste aanpassingen door moeten
maken. Lichtere botten, veel langere voetwortel- en
handwortelbeenderen, huidplooien als bij een vleermuis, enz.
Die laatste groep bleek uiteindelijk (nog) niet voldoende
levensvatbaar voor het luchtleven en is uitgestorven. Maar een
aantal (de z.g.n. "vreemde" vogels en/of de "vrije"
vogels) is, uit bittere noodzaak (of verborgen motieven), teruggeëvolueerd
tot een speciaal type grondmens. De genen, speciaal de emotionele,
waren al enigszins aangepast. En dat is voor een heel kleine
groep zo gebleven.
Ook andere motieven kunnen een rol hebben gespeeld. Het blijkt
namelijk dat veel zweefvliegers goede komedianten zijn en die
hebben behoefte aan publiek. Vandaar.
Er heeft uitgebreid vermenging plaats gevonden van de grondbewoners met de nakomelingen van de voormalige luchtbewoners. Vermenging is tot op de huidige dag een kenmerk van zweefvliegers. Op den duur is wel alle vogelgeheugen verdwenen, maar wat gebleven is, bij een groot deel van die vogelmensnakomelingen, is het vogel-gen.
De overtuiging wint veld dat het vogelgen meer en meer dominant wordt. Over pakweg 10.000 jaar zou het best zo kunnen zijn dat de hele mensheid weer vliegen kan.
De lucht in, de ruimte in, het heelal uit.
Een aspect dat duidt op enig archaïsch vogelgeheugen is het uitgebreide gebruik van vogelnamen bij de mensen. Zo ken ik b.v. een zeer goede vlieger die Arend heet. Dat kan haast geen toeval zijn. Overigens blijkt uit diepere achtergrondstudies dat ook veel meisjesnamen op archaïsch "vogelen"-geheugen terug zijn te voeren.
Als inderdaad dit tamelijk
zeldzame vogel"gen" de bron is waaruit wij
zweefvliegers onze instincten putten, dan wordt plotseling het
mislukken van de huidige PR-activiteiten t.o.v. ledenwerving
helder en doorzichtig. Activiteiten, gericht op niet-bezitters
van het vogelgen zijn zinloos en zijn gedoemd te mislukken. Toch
is dat wat meestal gebeurt. Het is duidelijk dat velen het
bedoelde gen missen. En wie het wel hebben beseffen dat
onvoldoende.
De gen-bezitters zouden uiteraard wel graag willen vliegen, maar
denken, om uiteenlopende redenen, dat het toch niet lukt. We
stuiten bij deze groep op dezelfde vooroordelen als bij de groep
die het gen mist. Er is sprake van onderlinge beïnvloeding
waarbij de overgrote meerderheid van niet-gen-bezitters het
uiteraard wint van de dun gezaaide minderheid van vogelgenners. Z.g.n.
conformisme.
Overigens zijn passagiers heel vaak mensen zonder vogelgen, maar die tegenover zichzelf of anderen moeten bewijzen hoeveel ze wel durven. Ze hebben ontegenzeggelijk moed, want ze overwinnen hun angst. Een angst die vogelmensen veel minder hebben. Feitelijkheden, als een duidelijk zichtbaar zweefvliegtuig hoog in de lucht, overtuigen nog-niet-gewekte gen-bezitters niet en zijn ontoereikend. En ook een folder, met per definitie onvoldoende uitleg, mist zeggingskracht, evenals toevallige gesprekjes in de huiskamer, de kroeg, of zelfs het veld. Er is altijd onvoldoende diepgang en follow-up. Dat blijkt uit de praktijk. Zelfs bij de echte gen-bezitters moet de eerste stoot gevolgd worden door een veel gerichtere massage. ( Uiteraard geestelijk bedoeld ).
Vooroordelen zijn niet zo maar opgelost.
We willen graag de groep van vogelgen-bezitters actief benaderen en bewerken. De methodiek die daarvoor geëigend is dient zich aan. Praktisch is een wereldomvattend DNA-onderzoek voorlopig niet aan de orde, maar er zijn andere methoden om veel leden van de groep op te sporen.
Er zal gebruik gemaakt moeten worden van een zeer royale verspreiding, via scholen, bibliotheken, wachtkamers, gemeentehuizen, e.d., van kosteloze, interesse wekkende brochures van pakweg 8 A-4tjes, die primair afgestemd moeten zijn op het opheffen van vooroordelen. Er is grote kans dat een redelijk aantal genbezitters zon brochure onder ogen krijgt. Als de inhoud exact op die groep is afgestemd, kunnen de vooroordelen simpel via dat boekje worden weggewerkt.
Ik zie in een visioen vele horden reageren en de velden oprennen. Deze "witte raven" hoeven alleen maar door ons opgevangen te worden. Anderen zullen wat schuwer reageren, maar komen zullen ze. Dat is onvermijdelijk. Het vogelgen hoeft uiteindelijk immers slechts gewekt te worden om geactiveerd te worden.
Via de zeer brede verspreiding binnen het toeleveringsgebied van een club zijn er redelijk wat kansen dat alle problemen op het gebied van ledenwerving zijn opgelost. Veel clubs zullen weer een ledenstop moeten invoeren, maar dat is niet anders. Misschien zullen we, uit overwegingen van redelijkheid, een wachtlijstsysteem moeten gaan hanteren, om de ergste pijnen op te vangen. Maar dat is van later zorg. Komt tijd, komt raad. Ik ben er van over tuigd dat het in alle redelijkheid opgelost wordt.
Deze brochures van pakweg 20 tot
32 bladzijden ( = 5 tot 8 dubbelbedrukte vellen A-4 ) zullen via
de buitenkant met fleurige kleurenfotos nieuwsgierig moeten
maken. De binnenkant hoeft (om de kosten te drukken) slechts
enige essentiële zwart-wit-fotos te hebben en met weinig
woorden veel moeten zeggen. Het moet vooroordelen wegnemen, enige
uitleg geven over zweefvliegen, de kosten bespreken, duidelijk
maken dat doodnormale mensen kunnen leren zweefvliegen, enz. Het
dient het gat op te vullen tussen folders (en gesprekjes) die te
weinig zeggen en studieboeken die te veel bieden en te duur zijn
om zo maar aan te schaffen. Dat is het fundament van dit essay.
En dat is ook de conclusie van mij en van het bekende
wetenschappelijke onderzoeksbureau van Sibe Waterman.
De kosten van b.v. 1000 brochures ( voor 1000 ? ) zijn er
voor een club uit als het slechts een lid extra oplevert.
Als een club er geen energie en tijd in wil steken, dan is er nog geen man over boord, want voor de inhoud kan men gebruik maken van de serie van INFOs in de linkerkolom van de index van deze website, aangevuld met illustraties. Voor de vermenigvuldiging en verspreiding (en desgewenst aanpassing) zijn er ongetwijfeld medewerkers te vinden, die over faciliteiten beschikken voor het maken van kleur- en zwart-wit-copieën (op basis van kostprijs) en/of kwaliteiten hebben op het gebied van tekstschrijven en lay-out. Het wordt een club dus desgewenst wel heel gemakkelijk gemaakt.
Er zijn voor een club slechts drie redenen te bedenken om het niet uit te geven: a. men gelooft zeker dat het niets op zal leveren, ( als men twijfelt is dat al voldoende om het wel te doen ), b. men vindt de kwaliteit van de hier aangeboden brochure onvoldoende, ( dan mag men het naar eigen inzicht aanpassen; dat hoeft niet veel tijd en energie te kosten ), c. men vindt het te duur. ( onvoorstelbaar, omdat de kosten in geen verhouding staan tot de absoluut zekere effecten. Overigens is sponsering van dit boekwerkje zeer wel denkbaar, b.v via advertenties in de brochure ).
En doet men het niet. Jammer, maar o.k. Ik heb er mijn lol aan en heb er destijds voldoende van gemaakt om uit te geven binnen mijn kennissenkring en anderen die interesse tonen. Zo heb ik het ook gedaan met eerdere, deels uitgebreidere en deels simpelere en primitievere uitgaven.
Mede namens het onderzoeksbureau Sibe Waterman: Jannes Smid, Bellingwolde.
Terug naar "ZWEEFVLIEGEN" of naar "HOMEPAGE".